VMO beroept zich bij haar publicaties op het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
EVRM: Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Rome, 04-11-1950
Geldend van 10-06-2010 t/m heden
Wetten.overheid.nl/BWBV0001000/
De pers, al dan niet belichaamd door een rechtspersoon, wordt beschouwd als publieke waakhond en krijgt daarom een hogere mate van bescherming dan anderen.[6] Het belang van de vrijheid van meningsuiting ligt niet alleen in de mogelijkheid voor de pers om informatie en ideeën van algemeen belang te delen, maar ook in het recht van het publiek om deze informatie te ontvangen.[7] Wanneer het op de pers aankomt, wordt bijna geen enkele inmenging van de overheid geaccepteerd.[8] Het EHRM besteedt in zijn rechtspraak geen aandacht aan de rechtsvorm of de grootte van de meningsuiter, maar aan zijn rol in en zijn bijdrage aan de maatschappij.
Óók publicaties die minder of niet bijdragen aan het publieke debat, zoals reclame-uitingen, vallen onder art. 10 EVRM, zij het dat de bescherming (veel) minder ver reikt.[9] Ook bedrijven met winstoogmerk[10] hebben het recht op vrije meningsuiting, waaronder ook commercial speech valt.[11]
De vrijheid van meningsuiting wordt beschermd in art. 10 EVRM. De term ‘bedrijven’ in art. 10 EVRM maakt duidelijk dat het EVRM heeft bedoeld de waarborg van de rechten uit dit artikel verder te doen strekken dan tot alleen natuurlijke personen; ook andere entiteiten kunnen zich op dit recht beroepen.[4] Uitingen door niet-natuurlijke personen worden ook wel institutional speech genoemd.[3] Een onderscheid in behandeling tussen profit en non-profit zou bovendien een schending van art. 14 EVRM opleveren.
Met dank aan mr. P.P.D. Mathey-Bal,
Wolters Kluwer Nederland
Voetnoten
[1]
Zie de tweede dissenting opinion bij EHRM 20 november 1989, 10572/83 (Markt Intern Verlag/Duitsland); COM(2001)252 def., p. 16, waar de Europese Commissie dit aanvaardt; EHRM 27 maart 1996, 17488/90, punt 39 (Goodwin/Verenigd Koninkrijk); EHRM 7 december 1976, 5493/72 (Handyside/Verenigd Koninkrijk); ECRM 9 september 1992, 13914/ 88, punt 35 (Informationsverein Lentia e.a./Oostenrijk).
[2]
Barendt 2007, p. 417.
[3]
Bezanson 1995.
[4]
ECRM 5 mei 1979, 7805/77 (X. en Church of Scientology/Zweden); EHRM 22 mei 1990, 12726/87, NJ 1991/740 (Autronic AG/Zwitserland).
[5]
EHRM 26 april 1979, 6538/74, NJ 1980/146, punt 65 en 67 (Sunday Times/Verenigd Koninkrijk).
[6]
EHRM 23 september 1994, 15890/89, punt 31 (Jersild/Denemarken).
[7]
ECRM 9 september 1992, 13914/88 (Informationsverein Lentia e.a./Oostenrijk); EHRM 26 april 1979, 6538/74, NJ 1980/146 (Sunday Times/Verenigd
Koninkrijk).
[8]
Maar de pers mag bijvoorbeeld niet grenzeloos inbreuk maken op de onschuldpresumptie ten aanzien van een verdachte, EHRM 11 januari 2000,
31457/96 (News Verlags GmbH&Co.KG/Oostenrijk). Onder bepaalde omstandigheden is een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting dan ook
gerechtvaardigd, zie bijv. ECRM 5 mei 1979, 7805/77, punt 5 (X. en Church of Scientology/Zweden) en EHRM 7 december 1976, 5493/72
(Handyside/Verenigd Koninkrijk).
[9]
EHRM 17 oktober 2002, 37928/97, punt 40 (Stambuck/Duitsland); ECRM 7 januari 1993, 15088/89 (Jacubowski/Duitsland); Harris, O’Boyle & Warbrick
2009, p. 461.
[10]
Een onderscheid in behandeling tussen profit en non-profit zou een schending van art. 14 EVRM opleveren, zie EHRM 24 februari 1994, 15450/89
(Casado Coca/Spanje).
[11]
EHRM 22 mei 1990, 12726/87, NJ 1991/740, punt 47 (Autronic AG/Zwitserland).
[12]
ECRM 7 maart 1991, 14622/89 (Hempfing/Duitsland); Lester 1993, p. 480; ECRM 7 januari 1993, 15088/89, punt 27 (Jacubowski/Duitsland); EHRM 20
november 1989, 10572/83, punt 35 (Markt Intern Verlag/Duitsland); EHRM 25 maart 1985, 8734/79 (Barthold/Duitsland); ECRM 9 september 1992,
13914/88, punt 35 (Informationsverein Lentia e.a./Oostenrijk); ECRM 30 juni 1993, 15153/89, punt 37 (Vereinigung Demokratischer Soldaten
Österreichs en Gubi/Oostenrijk); EHRM 11 maart 2004, 39069/97 (Krone Verlag GmbH & Co. KG/Oostenrijk); EHRM 26 november 1991, 13585/88,
punt 55 (Spycatcher); ECRM 5 mei 1979, 7805/77 (X. en Church of Scientology/Zweden).